Interieur. Het muurwerk heeft veel laatromaanse kenmerken zoals rijk geprofileerd metselwerk, meloenvormige koepelgewelven met ronde ribben en sluitringen. De koorsluiting heeft een gotisch stergewelf. In het tweede gewelf van het schip vinden we in de sluitring de schutspatroon van de kerk, Bartholomeüs.
Over de gewelfschilderingen, zie de uitgebreide beschrijving.
De kerk telt veel grafzerken variërend van 1471 tot 1827. Vermeldwaardig is de zandstenen zerk uit 1471 op het koor, die de ingang tot de 1e grafkelder markeert. Sterk versleten toont deze de afbeelding van Andeloff Nittersum, bewoner van de gelijknamige borg. De grafkelder werd uitgebreid ca. 1650 en op de afdeksteen ligt een gesmeed koperen grafornament van Johan Clant uit 1694.
In 1929 is de grafkelder gerestaureerd. De beenderen werden herplaatst in een nieuwe kist en de loden, koperen en zilveren kistplaatjes werden opgehangen achter glas tegen de achterkant van de preekstoel. Verder te noemen grafzerken zijn een kleine zerk van Johannes Scheppeler uit 1608, de laatste pastoor van Stedum, vlak achter de preekstoel.
Ook een zerk uit 1827 op het koor ter gedachtenis van Gebbina van Halsema, dochter van de predikant Willem Diderik van Halsema is het noemen waard.
De vele interieurdelen geven de kerk een rijk karakter. De vloer is uit 1668, de banken en de herenbank in 1669, het orgel uit 1680 en de preekstoel is in 1671 gemaakt. Dit alles volgens een geschilderd bord, hangend op het koor. Opdrachtgever van dit fraaie interieur was Johan Clant die mede dankzij zijn vader zeer vermogend was. Hij liet in 1669 ook de borg Nittersum (her) bouwen en stond bekend als een humaan heer. Op de hoek van het koor bij de zuidoostelijke vieringpijler zien we een gedeelte van een oudere middeleeuwse vloer, zichtbaar gemaakt bij de laatste restauratie.
Op de muren van het koor zien we enkele bisschoppelijke (in)wijdingskruisen en een piscina, afgedekt met een keperboog. Een piscina werd gebruikt naast het altaar voor het afvoeren van (heilig) water.
In 1689 schonk Johan Clant de kerk een nieuwe geciseleerde zilveren avondmaalsbeker. Hiermee bewees hij opnieuw zijn grote belangstelling en vrijgevigheid voor de kerk. Blijkens de foto is het een pronkstuk. In 1880 zonden de notabelen en kerkvoogden, volgens de notulen, de beker naar een tentoonstelling van oude goud- en zilverwerken te Amsterdam. Blijkbaar was de financiële nood hoog. Het grootboek van de kerk vermeldt dat de beker in 1882 is verkocht voor de som van ƒ 212,50. De naam van de koper werd niet genoemd. Tot zo’n 20 jaar geleden was de verblijfplaats van de beker niet bekend, tot hij in Zweden weer boven water kwam. Tegenwoordig is de beker in eigendom van het openluchtmuseum Het Hoogeland te Warffum.
Over het monument, zie uitgebreide beschrijving.
Een negental rouwborden bevinden zich in de kerk, afkomstig van de families Clant, Lewe, van Lintelo en Gerlacius. Allen bewoners van de borg Nittersum te Stedum. Als een borgbewoner overleed hing men eerst een eenvoudig ruitvormig rouwbord boven de ingang van de borg. Na de rouwperiode werd een groot en stijlvol bord opgehangen in de kerk.
Van Johan Clant hangt een schilderij in de consistoriekamer. Dit schilderij hing oorspronkelijk in de zg. ‘Clantkamer’ van de oude pastorie of weme. Toen de weme werd vervangen door de huidige pastorie in 1933 werd het schilderij daar opgehangen. Na verkoop van deze pastorie kreeg hij een plaats in de consistoriekamer. Een maquette van de borg Nittersum op schaal gemaakt door Frans van der Veen, naar de originele bouwtekeningen van Philip Vingboons, staat onder het orgelbalkon.
Over het orgel, zie de uitgebreide beschrijving.
Bijzonder is ook een zogenaamd Oranjevaandel of Prinsenvlag uit 1788, hangend boven de zuidelijke ingang, waarvan er nog enkele over zijn in Nederland . De roerige periode rond het jaar 1788 stond bekend als de patriottentijd.
De toenmalige borgbewoner Tjaard Adriaan Gerlacius was vurig oranje gezind en liet de vlag maken als een eerbetoon aan het Oranjehuis en prins Willem de Vijfde.Het toont het wapen van Willem de Vijfde, Gerlacius en Stedum. Toen de Fransen kwamen werd hij verstopt in de grafkelder. Later, bij een restauratie van de kelder werd hij in opmerkelijk goede staat teruggevonden en kreeg een plaats in de kerk.